Klatergoud
De dorpelingen zitten in de banken
bij hun apostelen van glas in lood
De blaasbalg perst psalmenklanken
Zonnevlekjes, blauw en rood
De kruisgewelven zijn hoog en in duister gehuld
Het corpus is buitenissig met bladgoud verguld
Het is de Piemontesi’s mooiste kerk
met een kloostergang inpandig
De restauratie was erg veel werk
maar de monniken zijn zo handig
Zelfs de lekkage in het dak
verhielpen ze met gemak
en na een periode van veel regen
was dat een ware zegen
De priester van de zondagspreek murmelt in ‘t Latijn
Dan komt het befaamde knapenkoor
het kleinste lid moet amper zeven zijn
schoorvoetend komt de uk naar voor
maar met zijn gouden keeltje welgeluid
horen ze hem zelfs nog boven het pijporgel uit
De nonnen van de Duomo, zusterlijk op een rij
stoten elkaar trots aan
en plengen er zelf een traantje bij
Ze fluisteren “bravo en goed gedaan”
Direct na de laatste strofe
klatert iets nats op het marmeren steen
De nonnen kijken verschrikt naar boven
maar dan barst hun favoriete zangertje uit in hard geween
Zijn witte jurkje is doorweekt en plakt aan zijn ledematen
De dorpelingen wijzen en beginnen hardop te praten
Zijn moeder roept “o Dio! Giovanni nee niet weer!”
De priester versnelt het slotgebed en dankt de goede Heer.
De passer van Catullus
Over de passer van Catullus,
het beroemde Latijnse liefdesgedicht
waarin de illustere dichter zijn geliefde betreurt om een dooie mus,
bestaat een heel nieuw inzicht.
De moderne classici, vooral zij wat minder strak in de leer,
vertalen passer namelijk met “jongeheer”
Zij kunnen wetenschappelijk onderschrijven dat “vogelen” in de Romeinse tijd stond voor “de liefde bedrijven”
Een en ander werpt nu een heel nieuw licht op dit eeuwenoude gedicht.
Het ach en wee over haar musjes laatste gefriemel, zou dus feitelijk gaan over Catullus’ eigen piemel.
Deze zou zijn “gestorven” in haar handen en zou daarna jammerlijk nooit meer in haar schoot landen.
De docenten Klassieke talen
wilden het gedicht uit de lesboeken halen.
Anders werd het een lastige discussie: “vertalen we passer voortaan met piemel of houden we het op het mussie?”
Ze besloten Catullus te laten voor wat het was en nu leest men Ovidius in de klas.
De Ochtendpoëet
In een keer dood
Hij slaapt poedelnaakt, voor bloeddorstigen toch de je-van-het.
Ik echter, lig gebalsemd en gemummificeerd op bed.
Al zijn vlees, zoveel keus
waarom nemen ze dan toch mij? Het puntje van mijn neus!
Het ergste is het gezift,
neurotisch gejengel bij mijn oren.
Ik bezweer ze met muggenstift
maar blijf ze steeds maar horen.
Citroenen, knoflook, Autan met 100% deet...
Het moedigt ze alleen maar an, het doet ze geen reet.
En als hij ‘ s morgens fris en fruitig ontwaakt,
ben ik stekelig en geradbraakt.
“Schat” zegt hij troostend met een zoen,
“als ik een mug was zou ik hetzelfde doen”
Het is bedoeld als oppepper
maar ik sla hem in een keer dood met mijn vliegenmepper.